De tijd vliegt voorbij. Enkele dagen geleden verlieten we met lichte weemoed Île de Ré en vandaag bedachten waar we morgen heen gaan. Zo snel gaat de tijd. Voor morgen zal het doel in ieder geval het zuiden van Bretagne zijn. De exacte plaats is nog onbekend.
En dan de afgelopen dagen.
Na Ile de Ré zijn we richting Bretagne gereden. En staan we nu op een leuke camping met heel mooi en erg schoon sanitair, Le Moulin de L’Éclis in Assérac. Hier kwamen we terecht, omdat de plekken op de twee camperplaatsen die we vooraf hadden uitgezocht, toch wel erg krap waren. Dus besloten we om niet door te rijden op zoek naar een andere camperplaats, maar om te draaien. Een klein stukje terug op onze route hadden we enkele campings gezien waarvan één een goede recensie had op onze camper app. En hier staan we nu.
Op dinsdag komen vaak de updates op de reisapp van Buitenlandse Zaken. Zo ook gisteren. En weer zijn een aantal departementen oranje gekleurd. Vervelend, maar wij staan net in Bretagne, Morbihan en dus niet in het oranje Loire-Atlantique. Althans, dat dachten we!
Nader onderzoek wees uit dat we door terug te rijden naar de camping net de departementsgrens overschreden hebben en 500 meter Bretagne verlaten hebben.
Weggaan was voor ons geen optie; het is te mooi en erg veel te zien. Maar een mogelijke verlenging van de geplande drie nachten slaan we over, net als de bezoekjes aan het vele moois op fietsafstand in Loire-Atlantique. We beperken ons tijdens deze etappe tot fietsen in Bretagne.
Maar, voordat we weer actief worden, eerst bijtanken. Na de inspannende dagen besloten we dinsdag een rustdag in te lassen, zodat we woensdag weer een leuke en lange fietsdag konden maken in Bretagne.
Wat we van onze eerdere vakanties in Bretagne nog wisten, was dat de lokale bevolking tijdens laagwater gewapend met een emmer en een krabbertje, het strand opgingen om schelpen te zoeken. “Huîtres, moules et palourdes,” aldus de Fransman met wie we in gesprek kwamen en van wie wij te weten kwamen dat zijn voorkeur uitgaat naar palourdes.
En nog meer wilde hij met ons delen. Hij gaf uiting aan zijn liefde voor dit deel van de kust met de woorden “Quelle belle vue.” Wij konden niet anders dan zijn woorden met een instemmend knikken en met een simpel, maar alleszeggend Oui te beantwoorden.
Hierna vertelde hij over de mogelijkheid om bij laagwater te wandelen naar Île à Bacchus. Een heel verhaal over het lage water en de periode waarin je heen en teruggekeerd moest zijn, volgde. Onze beperkte kennis van het Frans is de oorzaak dat we zijn monoloog moeten samenvatten, omdat we de kern begrepen en niet het hele relaas konden volgen. Wel weer leuk, even in “gesprek” met een lokale bewoner.
We hebben verder niet gesproken over de activiteiten op het eiland met deze misschien wel veelzeggende naam.
Onze tocht ging verder langs de schilderachtige kust naar de monding van de rivier La Vilaine om vervolgens en stuk stroomopwaarts te fietsen.
Schilderachtig, romantisch en uitdagend. Anders kan ik dit deel niet beschrijven. Ook hier komen we ooit weer terug!
Morgen weer op pad. Naar onze volgende halte: Damgan >>