Labin en Rabac geven ons energie

Na een toch lichte teleurstelling over het Kroatië wat we tot dan gezien hebben, zijn we doorgereisd naar het oosten van Istrië. Misschien dat dit deel van Kroatië ons beter zal bevallen. Na eerst de noodzakelijke boodschappen gedaan te hebben wacht ons een relatief korte rit. Ons doel is een kleine camping in Kapelica, camp Romantik. Kapelica is niet meer dan een straat net buiten het beter bekende stadje Labin. We hebben deze camping gekozen mede door de recensies. Maar zeker ook door de kleinschaligheid. En toch ook vanwege het gegeven dat de eigenaren op kleine schaal wijn maken. Niets groots, gewoon een paar druivenranken die de staanplaatsen opsieren.
We worden ontvangen door een iets oudere en bijzonder vriendelijke en gastvrije dame. Nadat ze ons de gang van zaken van de camping heeft uitgelegd, begint ze over Labin. “Een mooiere stad dan Rovinj, in ieder geval geldt dit voor de oude stad” en “Met een gewone fiets is het vrijwel niet te doen. Het is erg steil om er te komen en al het moois te zien,” daagt ze ons, weliswaar nietsvermoedend, uit. Ook Rabac is een leuke stad aan een baai om te bezoeken. Hierover lezen we dat hierheen met een niet elektrisch aangedreven fiets al helemaal niet te doen is. “Nou – dat – zullen – wij – nog – wel – eens – zien!”

De nieuwe omgeving werkte inspirerend op me, want opeens wist ik wat en vooral hoe ik de voorgaande dagen moest gaan beschrijven. En zo geschiedde.

De volgende dag trokken we er al vroeg op uit. Met de fiets naar de oude stad Labin helemaal boven op de heuvel. Na een goed en lekker lopende weg omhoog, kregen we het laatste stuk van 450 meter voor onze kiezen. Een hoogteverschil van ongeveer 60 meter moest in dit laatste deel overwonnen worden over een weg geplaveid met kinderkopjes. Met een maximale snelheid van ongeveer 8 km/u zwoegden we omhoog. Toen we eindelijk – wat kan 450 meter fietsen toch lang duren – op een plein aankwamen en merkten dat het hier vlak was, stapten we af om de hartslag en ademhaling tot rust te laten komen.
Met de plattegrond in de ene hand en de fiets aan de andere hand, gingen we de oude stad bezichtigen. Inderdaad, een prachtige en historisch stukje Istrië. Lokale helden worden herinnerd door hun bustes aan de rand van de toegangsweg te zetten. De naam van een van deze helden en de laatste in de rij, deed bij mij een belletje rinkelen. Ik weet nog steeds niet waar ik de naam Aldo Negri eerder heb gehoord en of ik hem überhaupt ooit heb gehoord of erover heb gelezen. Misschien dat een associatie met een andere naam mij in een waan van herkenning bracht. In ieder geval reden genoeg voor mij om het internet te raadplegen. Niets van wat ik vond bevestigde waarom ik eerder aansloeg op de naam. Misschien dat het dorp het raadsel onthult.

Labin was ooit een zelfstandige republiek. Niet lang overigens, zevenendertig dagen om precies te zijn. De door mijnwerkers en boeren uitgeroepen en bestuurde republiek was het gevolg van een staking en opstand tegen het fascisme. Een historisch gegeven: het was de eerste opstand in de geschiedenis tegen het fascisme, 1921.
Later tijdens WOII liet Aldo Negri van zich horen. Negri was als Italiaan in Labin geboren en een overtuigd anti-fascist en communist. Vanuit die overtuiging werd hij lid van de Communistische Partij, trad hij toe tot het Comité voor de bevrijding van Istrië en werd later verkozen in ZAVNOH als vertegenwoordiger van de Italiaanse minderheid in Istrië. Hier legde hij de basis voor de Unie van Italianen van Istrië en Rijeka.
Hij stierf in 1944 door een Duitse bajonet terwijl hij zich verstopt had in een hooiberg op het station Crljenka – Vrsar, nadat hij in een hinderlaag viel op de weg van Rovinj naar Poreč. Een gedenkteken op deze plek herinnert ons hier aan. Een kind van Labin en een lokale held.
Nog steeds geen herkenning van de combinatie van de naam en de daden van de man. Maar ach, wel weer een interessant stukje aansprekende lokale historie!

In het Italiaans en in het Kroatisch, meer Aldo Negri verklaard

Een dag later pakken we die andere handschoen op en gaan fietsend op weg naar Rabac. Het eerste deel gaat over dezelfde weg als die van een dag eerder. Tot het steile stuk met de kinderkopjes. Wij moeten nu linksaf. Gekscherend vraag ik Joke of ze van de oude stad nog foto’s moet maken, want nu we er toch bijna zijn; slechts 450 meter scheidden ons. We slaan linksaf richting Rabac.
De weg daalt en onze snelheid stijgt. Wat een genot, tot het besef indaalt dat we dezelfde weg terug moeten…, omhoog wel te verstaan.

Rabac heeft een leuke boulevard. Niet groots, niet belachelijk druk, maar gewoon leuk. Cafeetjes, terrasjes en souvenirwinkeltjes. En aan de boulevard bootjes in verschillende soorten en maten. Het is een stad die tegen de berg is gebouwd. Steeds hoger. Na de boulevard vele plekjes aan het water waar mensen van zon en zee genieten. Wij fietsen nog een stukje verder en besluiten op enig moment dat dit stukje rots met toegang tot de zee, ons plekje voor de middag moet worden.
Na enkele uren foto’s nemen, zwemmen en zonnebaden, durven we de terugtocht aan. Maar niet voordat we extra eiwitten en suikers tot ons hebben genomen. En beginnen we met een volle maag aan de terugtocht van drieeneenhalve kilometer bergop en tot slot nog enkele kilometers naar beneden.
Het was pittig, ik kan niet anders zeggen. Maar met zoveel kilometers in de benen zoals wij die hebben en de ervaringen van jarenlang in Zuid-Limburg en België te hebben gefietst, was het goed te doen.

Dan is er een lekker fris biertje, want dat hebben we wel verdiend. En tijdens het genieten van deze dorstlesser gaan we nadenken waarheen we hierna willen. We besluiten om via een toeristische route terug te rijden naar de westkust om nog een paar dagen van het strand te genieten. Dat voor het volgende deel >>

Abonneer
Laat het weten als er
guest
0 Reacties
Inline feedbacks
Bekijk alle reacties